‘Bienvenidos a Mallorca’ klinkt het door de luidsprekers van het vliegtuig. We zetten voet aan land en halen onze huurauto op. De lage avondzon schijnt in onze ogen. Wat een luxe om ’s avonds laat nog een zonnebril op te zetten. We rijden naar Consell, een piepklein dorp op een half uur van hoofdstad Palma de Mallorca. De Airbnb-host heet ons welkom met een fles cava en geroosterde amandelen. Zo beginnen we een reis in Spanje graag.
De leukste bergdorpjes
We zijn vroeg uit de veren en rijden naar Valldemossa, op 420 meter het hoogstgelegen dorp van Mallorca. Als onderdeel van het cultuurlandschap van Serra de Tramuntana staat het ook op de Unesco Werelderfgoedlijst. Het dorp werd vooral bekend toen de Poolse componist Frédéric Chopin in de winter van 1839 hier een kamer huurde in het kartuizerklooster. Genesteld in de groene heuvels vormt dit schilderachtige gehucht een ideale uitvalsbasis als je het ruige binnenland wil verkennen. De smalle straatjes, honingkleurige huizen uit natuursteen, levendige pleintjes en gezellige terrassen verklaren waarom hier dagelijks bussen vol toeristen komen. Bij een lokale bakker proberen we voor het eerst een Mallorcaanse coca de verduras, een heerlijke pizza-achtige groentetaart. In het Barbaflorida Café genieten we van een kop koffie, terwijl we kijken naar de aankomst van een bonte mengelmoes dagjesmensen uit de hele wereld.
Via een panoramische bergweg rijden we naar het kunstenaarsdorp Deià. Wat een plaatje: gelegen op de top van een heuvel, omringd door olijf- en wijngaarden, met aan de horizon een glimp van de azuurblauwe zee. Niet verwonderlijk dat Deià al jaren een magneet is voor kunstenaars, schrijvers en andere creatieve zielen. We verkennen de steile kronkelstraatjes tot we bij de kerk staan en getrakteerd worden op een spectaculair uitzicht over de Middellandse Zee. Het turquoise water van Cala de Deià lonkt, maar het kiezelstrandje blijkt overvol. Wie hier het beroemde visrestaurant Ca’s Patró March wil proberen, moet vooral geduld meebrengen.
Van citrusgeur tot kopergloed
We ontsnappen aan de drukte en komen terecht in een gouden dal vol sinaasappel- en citroenboomgaarden. Dankzij de vruchtbare vallei werd het bekende Sóller welvarend door de export van sinaasappels, citroenen en limoenen. De extravagante architectuur van de gebouwen in het stadje getuigt hiervan. Zo domineert de indrukwekkende, 13e-eeuwse kerk van Bartolomeüs het centrale plein. Op de achtergrond vormen de bergtoppen een waanzinnig decor. Zonovergoten terrassen en gemoedelijke tapasbarretjes zijn een ontmoetingsplaats voor jong en oud. We rijden nog een stukje verder en belanden in het bergdorp Fornalutx. Alle huizen in het dorp hebben een oranje gloed, rode pannendaken en groene luiken. Volgens velen is dit het mooiste dorp van Spanje. Op het plein krijgen we bij Can Benet by Don Pedro een uitgebreide tapasschotel geserveerd. Niet veel later smelt een ambachtelijke bol pistache-ijs van Pruna Gelateria op onze tong.
De zonsondergang bewonderen we op een iconische plek: Son Marroig. Dit paleis werd ooit bewoond door aartshertog Ludwig Salvator van Oostenrijk, een belangrijke figuur in de geschiedenis van Mallorca die veel deed voor het natuurbehoud. De zee kleurt koper en de kliffen gloeien in het licht van de zon. De tinto de verano (soort sangria) smaakt hier beter dan ooit.
Het wilde westen
De volgende ochtend rijden we richting het stuwmeer van Cúber. Hier start een pittige, maar adembenemende wandeltocht die ons over twee toppen leidt. De klim naar de Puig de sa Rateta is steil en het pad lijkt onbestaand, maar de uitzichten vanaf de top maken alles goed: onder ons glinsteren de meren Cúber en Gorg Blau. In de verte rijst de imposante Puig Major op, met 1445 meter de hoogste berg van het eiland. We zetten door naar de Puig de na Franquesa, waar we een waanzinnig zicht hebben op een tafelberg. Niet te geloven dat dit Mallorca is. Met een dankbaar gevoel dalen we dwars door het naaldbos af naar het meer. Moe maar voldaan stappen we weer de auto in.
Via de iconische bergpas Coll dels Reis dalen we via 16 haarspeldbochten af naar Cala Tuent. In tegenstelling tot het nabijgelegen toeristische Sa Calobra, vinden we op dit strand rust en ruimte. Daarna verkennen we het charmante stadje Pollença in het noorden van Mallorca, waar we sangria drinken op het romantische Plaça Seglars.
Op zoek naar verborgen stranden
We starten in Pollença de dag met koffie bij Bo’s. De markt is in volle gang en het dorpscentrum bruist. We rijden naar het noordelijkste punt van het eiland: Cap de Formentor. We wandelen naar het afgelegen Cala Figuera, een paradijselijke baai met kraakhelder, maar ijskoud water. ’s Middags zetten we koers richting Natural Park Mondragón, waar we via ruige kustpaden naar Cala Magraner wandelen. Klimmers zoeken hier hun weg omhoog langs steile rotswanden. Iets verderop liggen de volledig verlaten baaitjes Cala Enganapastor en Cala Sequer. Het turquoise water is onweerstaanbaar, dus we zwemmen tot onze vingertoppen rimpelen. ’s Avonds eten we in Alaró op het idyllische dorpsplein bij El Trastero. Denk: padrón pepers, sangria, dampende schaaltjes tapas en bediening die voelt als familie. Een absolute aanrader.
City life in Palma
Op onze laatste dag rijden we naar Esporles in het westen, waar wandelaars verzamelen voor de GR221, een langeafstandsroute door de Tramuntana-bergketen. Dromend over terugkomen voor deze wandeltocht, cruisen we toch nog even naar de hoofdstad Palma. In de wijk Santa Catalina en het oude centrum wandelen we langs kleurrijke gevels, markthallen en boetieks. Na een laatste ronde tapas rijden we richting de luchthaven. Hasta pronto, Mallorca!