Vanaf de Ringweg (Nr.1), de meest bereisde route van het eiland, nemen we een kleinere zijweg. Hobbelend over het grind zetten we koers richting Gjáin, een afgelegen vallei vol watervallen. We scheuren in niemandsland door zwarte, vulkanische landschappen. Plots moeten we de remmen van de gehuurde Dacia Duster testen, want een riviertje doorkruist de route. Met bonzend hart sturen we de 4WD langzaam het water in. We glijden over de grote keien en voor we het weten staat de auto weer op het droge. Na het trotseren van deze laagstaande waterstroom, bereiken we de vallei. Wandelend passeren we kristalheldere beekjes en waterpoelen. De vallei is omringd door mossen die zich vastklampen aan lavastenen. We ploffen neer op een rots en beseffen dat dit pas de eerste kennismaking met IJsland is.
Buitenaards mooi
Terug op de Ringweg verandert het kleurenpalet alweer. In de verte doemt de Vatnajökull-gletsjer op. Zijn sneeuwwitte pieken steken scherp af tegen de strakblauwe lucht. We nemen een afslag weg van het asfalt. Een stoffig weggetje eindigt bij wat een parkeerplaats lijkt te zijn. Gewapend met cameratas, drinkfles en regenjas beginnen we aan de wandeling naar de Múlagljúfur-kloof. Achter ons glinstert het ijs van de gletsjer, voor ons eindeloze smaragdgroene en moskleurige tinten en links de langgerekte kustlijn. Zonder precies te weten hoe ver het nog is, volgen we de gele markeringspaaltjes. We klimmen omhoog en de zonnestralen maken plaats voor een regenbui. Doorweekt bereiken we de top, waar een onbeschrijflijk mooie kloof, doorsneden met watervallen zich opent. De regen versterkt de mystieke sfeer en we voelen ons voor even in een Jurassic Park-scène.
Midden in de wildernis
Na de verregende hike zoeken we een slaapplek. Net buiten het voormalige vissersdorpje Vík slaan we linksaf. Wat volgt is een 45 minuten durende rit over een smalle, onverharde weg. We passeren weilanden met hier en daar een IJslanderschaap. Niet veel later spitse bergtoppen, zwarte velden, roodkleurig gebergte en heel veel groen. Mist rolt over de hellingen. Uiteindelijk bereiken we de kloof: de kampeerplek voor vannacht. We vouwen de daktent open en gaan zitten op een klapstoeltje. Als het weer begint te regenen, schuilen we in de grot op het terrein, verlicht door tientallen kaarsen.
Papegaaiduikers en walvissen
De volgende ochtend laten we de kloof achter ons en gaan we richting het noorden van het eiland. Na uren rijden over verlaten wegen stoppen we bij Öxarfjörður Beach Point om papegaaiduikers te spotten. Deze vogels met hun zwart-witte verenpak en opvallende oranje snavels en poten leven grotendeels op zee, maar in de zomer komen ze massaal aan land om te broeden. Met verrekijker in de aanslag zoeken we een plek aan de rand van de rotswand, met uitzicht op die eindeloze oceaan.
Als de avond valt, trekken we een waterdicht vaarpak aan en stappen we in de haven van Húsavík aan boord van een RIB-speedboot. De boot schiet over de hoge golven. Na een bezoek aan Puffin Island (Lundey), waar honderden papegaaiduikers de kliffen bevolken, vaart de kapitein naar open water. Een blauwe vinvis doorbreekt het wateroppervlak. Niet veel later spotten we ook twee gigantische bultruggen vlak naast de boot. Hun staart komt sierlijk boven het water uit en glijdt vervolgens in slow motion terug de diepte in.
Een andere planeet
Regendruppels tikken die nacht zacht op het tentdoek. We schrikken wakker, maar tijdsbesef ontbreekt na een week in IJsland nog steeds. Door de middernachtzon wordt het hier in juni nooit echt donker. Voorzichtig ritsen we de daktent een stukje open: we turen over een ondoordringbaar mistgordijn. Deze kampeerplaats op de kliffen biedt normaal gesproken een weids uitzicht over de Groenlandzee, maar nu zie je nauwelijks een meter ver. Een gure wind rukt aan het canvas. Niet veel later neemt het gezoem van de wekker het over. We hullen ons in laagjes kleding en zetten koers naar het binnenland van IJsland, richting het Kerlingarfjöll-gebergte. We gaan hiervoor off-road (vooral gravel) via de F35 (Kjölur). De ruitenwissers op volle snelheid om onderweg toch nog een glimp op te vangen van de bijzondere landschappen.
Aangekomen bij Kerlingarfjöll zijn de weergoden ons weer goedgezind. De laaghangende wolken maken langzaam plaats voor goed zicht op feloranje heuvels met besneeuwde toppen. Borrelende modderpoelen, warmwaterbronnen en dampen die als een sluier tussen de heuvels zweven, geven het landschap een buitenaardse sfeer. Na een week beseffen we dat IJsland simpelweg te veel verborgen parels heeft om in één week te ontdekken. Terwijl we voor een laatste keer de betoverende geothermische kleuren van Kerlingarfjöll bewonderen, weten we zeker dat we hier volgend jaar terugkomen voor minstens nóg een week.
Top 5 natuurjuwelen
Deze schatten in het zuiden van IJsland mag je absoluut niet missen tijdens je reis.
1. Skógafoss is misschien wel de bekendste waterval van IJsland en wij begrijpen waarom. Hier ervaar je de kracht van de natuur op zijn best.
2. Háifoss betekent letterlijk ‘hoge waterval’ en met 122 meter is het inderdaad een van de hoogste watervallen van het land.
3. Steile wanden met hoekige randen, een waterval en helderblauw rivierwater maken van de Fjaðrárgljúfur-kloof een adembenemende plek.
4. Zeehonden spotten doe je bij Jökulsárlón, het grootste gletsjermeer van IJsland.
5. Verscholen in de IJslandse hooglanden vind je de bergketen Kerlingarfjöll. Hier waan je je op een andere planeet.