De geuren van incredible India
Bij aankomst in New Delhi streelt het heerlijke aroma van uitlaatgassen, lichaamssappen – zowel dierlijke als menselijke – en “verse” producten van de straat mijn geurreceptoren. Incredible India! Met een vermoeide kop strompel ik het treinstation uit waar er, ongeacht het tijdstip, genoeg rickshaw-rijders zijn om je een rit aan te bieden. New Delhi is een stad met pakweg 25 miljoen mensen die daar hun leven leiden. Als er een kleine twee minuten zijn waarin je geen getoeter hoort, dan ga je de goede kant op: de stad uit. New Delhi is een stad waar je naar mijn idee van moet leren houden.
Op de motor door Uttar Pradesh en Rajasthan
Ik huur een Royal Enfield – van Indiase makelij – en vertrek naar Agra, Uttar Pradesh. Daar staat de Taj Mahal, mooi ding! Dit is trouwens de eerste dag dat ik me afgezet voel. De entreeprijzen verschillen per, laat ik zeggen, attractie en liggen voor Indiërs en toeristen even ver uit elkaar als de mogelijkheden om iets op dezelfde dag te regelen. Vanuit Agra cross ik door naar Jaipur, wat in het westelijke gedeelte van India – Rajasthan – ligt. Hier is de golden triangle waar veel toeristen reizen. Liever had ik deze plek overgeslagen, maar de route naar Calcutta is overstroomd. Eenmaal onderweg merk ik dat de motor veel kuren heeft, met name tijdens regenbuien. Rajasthan blijkt sowieso geen succes te zijn: na mijn eerste ongeluk besluit ik hier weg te gaan.
Zonder moed terug naar New Delhi
Maar eerst ontmoet ik in Pushkar een Italiaanse reizigster. Na twee dagen met elkaar opgetrokken te hebben, vertrekt zij naar Jodphur en ga ik terug naar New Delhi. Mijn motor vertrouw ik niet meer dus die lever ik in. Onderweg naar Delhi krijg ik mijn tweede ongeluk waardoor ik niet meer in staat ben om te rijden. Sterker nog, mijn voet is zo opgezwollen dat ik geen schoen meer aan kan. Voor omgerekend 140 euro huur ik een privébus en laat ik mij, met motor en al, naar New Delhi rijden. Een rit van 500 kilometer, waarin de chauffeurs wel zes keer aan de kant worden gezet door de politie. Zonder een duidelijke reden moeten we Roepies betalen. Aan het eind van de rit vraag ik maar niet wat het totaalbedrag is; ik wil het eerlijk gezegd niet weten. Na inlevering van mijn motor ga ik naar het hotel, waar ik vriendelijk word onthaald. Op mijn bed lig ik te staren naar het plafond: ik kan wel janken. Alles wat ik me had voorgenomen is in de soep gelopen. Alsof het zo zou moeten zijn, ontvang ik precies op dat moment een sms van de reizigster uit Italië. Zij komt vanavond in New Delhi aan en heeft een geweldig voorstel!
Buiten adem in Kasmir
De volgende ochtend zitten wij samen in het vliegtuig naar Leh, Kasmir. Het is een vlucht van ongeveer anderhalf uur met een verbluffend uitzicht over de Himalaya. Wanneer je landt in Leh, zit je op drie kilometer hoogte waardoor je snel buiten adem raakt. Het is alsof we in een ander land zijn aangekomen. De locals in Kasmir zien er heel anders uit en ook de taal en het eten zijn anders. Veel Tibetanen zijn hiernaartoe gevlucht vanwege de Chinese bezetting. Je zou kunnen zeggen dat Leh een toevluchtsoord is. Opnieuw huur ik een Royal Enfield waarop we samen door de Nubra Valley rijden. Vanuit Leh naar Bisket zijn we 120 kilometer onderweg. We leggen dit in vijfenhalf uur af over asfalt, kleine stenen, grote stenen, door zand, modder. En zo’n plas water waarvan je niet kunt inschatten hoe diep hij is. Je benen optrekken heeft dan natuurlijk geen zin! Het klinkt alsof het een vervelende tocht is. Maar eigenlijk kan ik mij als motorrijder niets beters voorstellen dan deze tocht door Kasmir – inclusief de hoogste ‘berijdbare’ weg ter wereld op 5500 meter.
Verbluffende Nubra Valley
Onderweg naar beneden komen we verschillende posten tegen die een vergunning willen zien: een document dat je natuurlijk voor genoeg Roepies kunt aanschaffen. Mijn visum volstaat niet. De Nubra Valley is bizar: 25 miljoen jaar bergvorming, zand uit de woestijn van Pakistan en een woeste rivier uit China die hierdoorheen stroomt. We rijden op wegen van drie tot zes meter breed, langs de afgrond waarvoor ik mijn laatste beetje moed bij elkaar moet rapen. Ik wil overal stoppen om foto’s te maken. Het is een ‘waste land’: een vlakte omringd door bergen, rotsen, rivieren en zomaar-in-het-niets huisjes. Je hebt geen idee of je wel de juiste richting op rijdt. Het is immens, groots, verbijsterend, verbluffend. Ik heb een brok in mijn keel.
Bruggen als herkenningspunten
Vanuit Bisket gaan we naar Turtuk. De rit door de vallei valt niet mee, maar ook zeker niet tegen. De rotsen lijken wel geschilderd en de kleuringen verschillen door de hele vallei. In Turtuk richting de grens van Pakistan komen we veel militairen tegen. Dit zou de trekpleister van de regio zijn, maar wij vinden een verlaten stad met kampen die worden bewaakt door patrouillerende militairen. Zij zwaaien vriendelijk wanneer we op de trots van India voorbij scheuren. Op de terugweg is alles onherkenbaar; de bruggen zijn onze enige herkenningspunten.
India, thanks a million
Na dertig dagen sta ik weer in New Delhi en is het tijd om afscheid te nemen van India. Na alle gekkigheid, ervaringen, noemenswaardige landschappen, emoties en niet te vergeten de unieke cultuur. Het voelt vreemd. Alsof je op vakantie gaat en je bent dat ene ding vergeten. Je laat iets achter en je kunt je vinger er niet op leggen. Mensen reizen naar India om antwoorden te vinden. Ik heb alleen nog meer vragen gekregen.